Koninklijk besluit van 15 oktober 2004

[Koninklijk besluit van 15 oktober 2004 tot uitbreiding van het netwerk van de sociale zekerheid tot de pensioen- en solidariteitsinstellingen belast met het uitvoeren van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, de programmawet (I) van 24 december 2002 of de programmawet (I) van 27 december 2006, met toepassing van artikel 18 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid – opschrift vervangen bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 20 december 2012 (Belgisch Staatsblad van 15 februari 2013)]

(Belgisch Staatsblad van 14 december 2004 - erratum in Belgisch Staatsblad van 28 december 2004)

[Gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 december 2012 (Belgisch Staatsblad van 15 februari 2013) en bij het koninklijk besluit van 19 september 2019 (Belgisch Staatsblad van 2 oktober 2019)]

 

Artikel 1.

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

1° "wet": de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid;

[2° “pensioeninstellingen”: de pensioeninstellingen respectievelijk bedoeld in artikel 3, § 1, 16°, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid en in artikel 42, 2°, van de programmawet (I) van 24 december 2002, voor zover zij de opdrachten bedoeld in dezelfde wetten of in Titel XI, Hoofdstuk VII, van de programmawet (I) van 27 december 2006 uitvoeren;

3° “solidariteitsinstelling”: de rechtspersoon belast met de uitvoering van een solidariteitstoezegging zoals bedoeld in Titel II, Hoofdstuk IX van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid en de inrichter van een solidariteitsstelsel zoals bedoeld in artikel 56 van de programmawet (I) van 24 december 2002, voor zover zij de opdrachten bedoeld in dezelfde wetten of in Titel XI, Hoofdstuk VII, van de programmawet (I) van 27 december 2006 uitvoeren; – vervangen bij artikel 2 van het koninklijk besluit van 20 december 2012 (Belgisch Staatsblad van 15 februari 2013)]"

4° "inrichter": de persoon bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid.

Art. 2.

[§ 1. De [artikelen, 6, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 20, § 2, 24, 25, 26, 28, 34, 46 en 53 van de wet – gewijzigd bij artikel 6 van het koninklijk besluit van 19 september 2019 (Belgisch Staatsblad van 2 oktober 2019)], en de in uitvoering van deze artikelen genomen besluiten, zijn van toepassing op de pensioeninstellingen en de solidariteitsinstellingen, voor zover zij instaan voor het uitvoeren van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, van Titel II, Hoofdstuk 1, Afdeling 4 van de programmawet (I) van 24 december 2002 of van Titel XI, Hoofdstuk VII, van de programmawet (I) van 27 december 2006. – vervangen bij artikel 3 van het koninklijk besluit van 20 december 2012 (Belgisch Staatsblad van 15 februari 2013)]

§ 2. Voor de toepassing van § 1:

1° worden de pensioeninstellingen en de solidariteitsinstellingen gelijkgesteld met een instelling van sociale zekerheid;

2° worden de gegevens die door de pensioeninstellingen en de solidariteitsinstellingen worden verwerkt voor het uitvoeren van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid [, van Titel II, Hoofdstuk 1, Afdeling 4 van de programmawet (I) van 24 december 2002 of van Titel XI, Hoofdstuk VII, van de programmawet (I) van 27 december 2006 – ingevoegd bij artikel 3 van het koninklijk besluit van 20 december 2012 (Belgisch Staatsblad van 15 februari 2013)] gelijkgesteld met sociale gegevens;

3° wordt het uitvoeren van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid [, van Titel II, Hoofdstuk 1, Afdeling 4 van de programmawet (I) van 24 december 2002 of van Titel XI, Hoofdstuk VII, van de programmawet (I) van 27 december 2006 – ingevoegd bij artikel 3 van het koninklijk besluit van 20 december 2012 (Belgisch Staatsblad van 15 februari 2013)] gelijkgesteld met de toepassing van de sociale zekerheid.

§ 3. De nadere regels met betrekking tot de inschakeling van de pensioen- en solidariteitsinstellingen in het netwerk worden bepaald in gezamenlijk akkoord tussen de betrokken inrichter en de Kruispuntbank.

[§ 4. In de mate dat een pensioen- of solidariteitsinstelling een pensioentoezegging en/of solidariteitstoezegging beheert die wordt ingericht door een werkgever of voor een zelfstandige of een zelfstandige bedrijfsleider in de zin van artikel 306 van de programmawet (I) van 27 december 2006 of zijn uitvoeringsbesluiten, kan deze instelling door [de kamer sociale zekerheid en gezondheid van het informatieveiligheidscomité – gewijzigd bij artikel 6 van het koninklijk besluit van 19 september 2019 (Belgisch Staatsblad van 2 oktober 2019)] worden vrijgesteld van de verplichting om sociale gegevens die in het netwerk beschikbaar zijn, uitsluitend bij de Kruispuntbank op te vragen, voor zover deze sociale gegevens kunnen worden meegedeeld door deze werkgever of rechtstreeks door deze zelfstandige of deze zelfstandige bedrijfsleider. – vervangen bij artikel 3 van het koninklijk besluit van 20 december 2012 (Belgisch Staatsblad van 15 februari 2013)].

Art. 3.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Onze Minister van Middenstand en Landbouw, Onze Minister van Werk en onze Minister van Leefmilieu en van Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.