Koninklijk besluit van 2 december 2002 waarbij ten behoeve van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en bepaalde administratieve overheden en instellingen van sociale zekerheid de toegang tot het wachtregister wordt geregeld

Artikel 1.

§ 1. Aan de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en aan de in § 2 opgesomde administratieve overheden en instellingen van sociale zekerheid, wordt toegang verleend tot die informatiegegevens met betrekking tot de personen ingeschreven in het wachtregister en bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot en met 11°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun respectieve taken.

§ 2. De administratieve overheden en instellingen van sociale zekerheid vermeld in § 1, zijn die bedoeld in :

1° artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot regeling van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, wat het Ministerie van Sociale Voorzorg betreft;

2° artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 september 1985 waarbij aan sommige overheden van het Ministerie van Middenstand en van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen;

3° artikel 1, § 2, van het koninklijk besluit van 10 september 1986 waarbij aan de sociale verzekeringsfondsen voor zelfstandigen toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en machtiging wordt gegeven om gebruik te maken van het identificatienummer;

4° artikel 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 5 december 1986 tot regeling van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, in hoofde van de instellingen van openbaar nut die onder het Ministerie van Sociale Voorzorg ressorteren;

5° artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 december 1986 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van instellingen die, in het kader van de wetgeving betreffende de ziekte- en invaliditeitsverzekering, opdrachten van algemeen belang vervullen;

6° de artikelen 1 en 1bis van het koninklijk besluit van 5 december 1986 tot regeling van de toegang tot de gegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van de instellingen van openbaar nut en de kinderbijslagfondsen die respectievelijk bedoeld zijn in de artikelen 18bis en 19 van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders;

7° artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 december 1986 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijkregister van de natuurlijke personen in hoofde van de bijzondere vakantiefondsen bedoeld in artikel 44 van de gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, en van de Compensatiedienst voor betaald verlof der zeelieden;

8° artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 december 1986 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van instellingen die, in het kader van de wetgeving betreffende de pensioenen der werknemers, opdrachten van algemeen belang vervullen;

9° artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 december 1986 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van instellingen die, in het kader van wetgeving betreffende de arbeidsongevallen der werknemers, opdrachten van algemeen belang vervullen;

10° artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 december 1986 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas in de mate dat zij belast is met het bijhouden van de individuele rekening van de werknemers;

11° artikel 1 van het koninklijk besluit van 9 december 1987 tot regeling van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, wat de openbare centra voor maatschappelijk welzijn betreft;

12° artikel 1 van het koninklijk besluit van 7 april 1988 tot regeling, wat het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid betreft, van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen;

13° artikel 1 van het koninklijk besluit van 26 september 1988 tot regeling van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, in hoofde van sommige instellingen van openbaar nut die onder het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid ressorteren;

14° artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 juni 1990 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van instellingen die, in het kader van de wetgeving betreffende de werkloosheidsverzekering, opdrachten van algemeen belang vervullen;

15° artikel 1 van het koninklijk besluit van 23 oktober 1991 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen wat de Fondsen voor Bestaanszekerheid betreft;

16° artikel 1 van het koninklijk besluit van 30 april 1993 tot regeling van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen wat de dienst " Bestaansminimum " en de dienst " Financiën en Onderstandskosten " van het Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu betreft;

17° artikel 1 van het ministerieel besluit van 17 juli 1986 waarbij aan sommige ambtenaren van de Administratie der Thesaurie toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen;

18° het enig artikel van het ministerieel besluit van 9 februari 1987 waarbij aan sommige ambtenaren van niveau 1 van de Administratie der Pensioenen toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen.

Art. 2.

De toegang tot de in artikel 1 bedoelde informatiegegevens is toegestaan aan :

1° de administrateur-generaal van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid;

2° de leidend ambtenaar of het orgaan of de persoon belast met het dagelijks bestuur van de in artikel 1 bedoelde administratieve overheden en instellingen van sociale zekerheid;

3° ambtenaren en personeelsleden die de persoon of het orgaan genoemd onder 1° of 2° hierboven, daartoe bij name en schriftelijk binnen zijn administratie of instelling aanwijst, uit hoofde van hun functie en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheid.
Alleen ambtenaren en personeelsleden die er krachtens wettelijke, rechtspositionele of contractuele bepalingen toe gehouden zijn het vertrouwelijke karakter van de gegevens in acht te nemen, mogen worden aangewezen.

Art. 3.

De met toepassing van artikel 1 verkregen informatiegegevens mogen alleen worden gebruikt voor de doeleinden die daarin aan de orde zijn. Ze mogen niet aan derden worden medegedeeld.

Voor de toepassing van het eerste lid worden niet als derden beschouwd :

1° de natuurlijke personen waarop deze informatiegegevens betrekking hebben, of hun wettelijke vertegenwoordigers;

2° de openbare overheden en instellingen, opgesomd in artikel 5, derde lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983, die overeenomstig dit artikel gemachtigd werden door de Koning om toegang te krijgen tot die informatiegegevens en dit in het kader van de betrekkingen die zij met de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en met de in artikel 1 van dit besluit bedoelde administratieve overheden en instellingen van sociale zekerheid onderhouden voor de vervulling van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden.

Art. 4.

De lijst van de overeenkomstig artikel 2 aangewezen ambtenaren en personeelsleden wordt, met vermelding van hun graad of functie, jaarlijks opgemaakt en met dezelfde regelmaat overgezonden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Art. 5.

Onze Minister van Werkgelegenheid, Onze Minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie et Sociale Economie, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Middenstand, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.